Vandaag treedt mijn zusje Trees (2) in het huwelijk met haar geliefde. Ze vroeg mij om de ceremonie op te luisteren met volgend gedicht, geïnspireerd op de parabel van de zaaier:
Vier!
De eerste deur staat open voor een witte doos, een planken stad
waar op de tafel letters liggen. De koffieman krabt zijn baard,
je legt je MacBook op je schoot. Diep druk je de schouders.
Een ketel fluit, je typt een zin, maar niemand die hier blijft.
De tweede deur schuurt als een stenen mes de kamer open.
Je denkt: een rotsrand, hete zon, maar in deze ruimte
legt men tranen neer in strakke spots, een glanzend bad,
een spatloze keuken, strak beton. Altijd regen in die stad.
Drie: je houdt het stalen handvat van een koelkastdeur,
maar dan muntgroen met een roze lijn. Je trekt het licht maar open
als de lamp glanst. Deze serre vol met distels en designerstuff
worstelt maar en woekert. Jurken waaien in elke richting.
Pas de vierde deur is zacht van hout en kraakt niet in de hengsels.
Vochtig is de aarde. Een opwaaiend gordijn slijpt kamers in je mensenhart.
In dit midden kiemt een struik, en over liefde, in de palm van een hand
of te verzamelen tussen ribben van steen, toch ook nog dit:
het tiert, bot en stuift.
Aandoenlijk mooi !